Het Dierenmuseum
Het online museum over het dier in de kunst en cultuur
Dierenwelzijn is een waarde die vrijwel iedereen onderschrijft, maar veel mensen hebben wel een ander beeld van wat dierenwelzijn precies betekent of inhoudt.
Ter illustratie:
Farm Animal Welfare Council 1963
Door de Farm Animal Welfare Council in Engeland zijn in 1963 (op basis van een eerdere formulering door de zgn. Brambell Commissie) 'Vijf Vrijheden' geformuleerd die een goed dierenwelzijn borgen. Die vrijheden zijn:
De eerste 4 vrijheden hebben betrekking op het voorkomen van ongerief.
Deze vijf vrijheden zijn ook in het Nederlandse beleid overgenomen en in artikel 1.3 van de Wet dieren vastgelegd als criteria:
In dit schema is sprake van goed welzijn als een dier gezond is, zijn natuurlijk gedrag kan uitoefenen (bij voorkeur in een natuurlijke leefomgeving) én het dier een positieve emotionele status ervaart. Tussen deze drie aspecten is sprake van nauwe samenhang. Het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag draagt in zijn algemeenheid bij aan gezondheid en een positieve emotionele status. Een positieve emotionele status zorgt ervoor dat je weerbaarder bent bij ziekten en een gezond lichaam zorgt ervoor dat je natuurlijk gedrag kan uitoefenen, als je daar de ruimte voor krijgt.
De Raad voor Dieraangelegenheden
De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) is een onafhankelijke raad van deskundigen die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gevraagd of op eigen initiatief adviseert over multidisciplinaire vraagstukken op het gebied van dierenwelzijn, inclusief diergezondheid en ethische vraagstukken.
Begin 2012 heeft de RDA een aangescherpte definitie van dierenwelzijn geformuleerd in de zienswijze Zorgplicht natuurlijk gewogen'. Reden hiervoor is dat de Vijf Vrijheden er op zijn gericht om de welzijnsaantasting van individuele dieren die onder controleerbare omstandigheden worden gehouden (de zgn. gehouden dieren), te kunnen inschatten. Ze gaan er vooral van uit dat het waarborgen van dierenwelzijn de afwezigheid van 'negatieve' toestanden vereist.
De Vijf Vrijheden bieden weinig handvatten om het welzijn van groepen van dieren te beoordelen, en om het welzijn van dieren in de vrije natuur (onder niet controleerbare omstandigheden) te beoordelen. De RDA stelt daarom een nieuwe definitie van dierenwelzijn voor, gebaseerd op recente wetenschappelijke inzichten:
Een dier verkeert in een positieve staat van welzijn indien het in staat is om adequaat te reageren op:
6 principes voor een dierwaardige veehouderij
In 2021 heeft de RDA zes leidende principes geformuleerd voor een dierwaardige veehouderij. Deze zijn beschreven in de zienswijze Dierwaardige Veehouderij, opgesteld op verzoek van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
De RDA geeft invulling aan ‘positief welzijn’ met de volgende zes leidende principes:
Principe 1: Erken de intrinsieke waarde en de integriteit van het dier
Dit betekent respect hebben voor de eigen waarde van het dier, als wezen met gevoel dat pijn en plezier kan ervaren. In de praktijk vertaalt zich dit n het zoveel mogelijk voorkomen van een inbreuk op de integriteit en het welzijn van dieren. Dat betekent geen ingrepen, grenzen aan aanpassingen via fokkerij en oog voor de belangen van het dier.
Principe 2: Zorg voor goede voeding
Dat betekent dat het dier voldoende water en voer van goede kwaliteit krijgt.
Principe 3: Zorg voor een goede omgeving
Dat betekent dat het dier een comfortabele en veilige omgeving met een goed klimaat (temperatuur, frisse lucht, bioritme) heeft.
Principe 4: Zorg voor een goede gezondheid
Dat betekent dat een goede gezondheid gewaarborg dis en pijn wordt voorkomen (ook qua verwondingen door soortgenoten).
Principe 5: Zorg ervoor dat dieren natuurlijk gedrag kunnen vertonen
Dat betekent dat het dier voldoende mogelijkheden heeft om essentiële natuurlijke gedragingen te kunnen vertonen en zijn of haar behoeften te vervullen: rusten, eten en drinken, mesten en urineren, zelfverzorging, exploratie, sociaal gedrag, thermoregulatie, veiligheid, gezondheid, beweging, reproductie, seksueel gedrag, nestbouwgedrag en maternaal gedrag.
Principe 6: Zorg ervoor dat dieren een positieve emotionele toestand kunnen bereiken
Dat betekent dat dieren in staat moeten zijn om zelf te reageren op de veranderende sociale en fysieke omgeving waar ze zich in bevinden om een toestand te bereiken die ze als overwegend positief ervaren (‘A life worth living’). Deze toestand komt voort uit het voldoen aan alle voorgaande principes.
Waaraan zien we volgens u dat een koe een goed welzijn heeft? | Wat betekent dit in de praktijk? | |
Antwoord persoon A | Dat is een koe die gezond is en veel melk produceert. | Een koe staat binnen in de stal en gaat beperkt de wei in. |
Antwoord persoon B | Dat is een koe die gezond is, haar eigen natuurlijke gedrag kan vertonen en zich fijn voelt. | Een koe krijgt weidegang en mag zelf kiezen of zij in de wei of in de stal wil staan en ze mag haar kalf na de geboorte bij zich houden. |
Eén eenduidige wetenschappelijke definitie van dierenwelzijn bestaat niet en er zijn ook geen harde criteria waarmee kan worden bepaald wanneer sprake is van een goed dierenwelzijn. Dat maakt dat mensen verschillende invulling geven aan het begrip dierenwelzijn.
Je zou kunnen zeggen dat dierenwelzijn gaat over de kwaliteit van het leven zoals het door het dier zelf wordt ervaren. Het welzijn van een dier is goed als:
Een dier voelt zich het best in een omgeving waarin het zoveel mogelijk zijn natuurlijke gedrag kan vertonen en het zich makkelijk kan aanpassen aan zijn levensomstandigheden. Het gaan dus aan de ene kant om de afwezigheid van negatieve aspecten (ongerief) en aan de andere kant om welbevinden (aanwezigheid van positieve aspecten als plezier en tevredenheid).
De Canadees David Fraser constateerde ook dat mensen verschillend invulling geven aan het begrip dierenwelzijn. Hij beschrijft in een artikel 'Understanding animal welfare' (2008) dat in debatten verschillende mensen verschillende zorgen over dierenwelzijn aan de orde stellen.
Daarbij legt de een meer nadruk op diergezondheid (een dier is vrij van pijn en verwondingen), de ander op natuurlijk gedrag en de beschikbaarheid van een natuurlijke omgeving om in te leven en weer een ander op de emotionele status (gemoedstoestand) van het dier (plezier en de afwezigheid van pijn en stress).
Tussen deze drie begrippen is sprake van enige overlap. Zie het schema rechts. De begrippen komen grotendeels overeen met de vijf vrijheden van Brambell, maar framen het begrip dierenwelzijn net op een andere manier.
Livestock Research van Wageningen University heeft tussen 2007 en 2021 het welzijn van meerdere diergroepen onderzocht. Daarbij is gekeken naar de vormen van ongerief bij de betrokken diersoort en in welke mate het ongerief voorkomt. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van de systematiek van Welfare Quality (zie hieronder) en zijn experts geraadpleegd.
Uit hun onderzoek blijkt dat er nog steeds veel te verbeteren valt aan het welzijn van dieren. Bij alle onderzochte diersoorten komt bij een relatief groot deel van de populatie ongerief voor. Dat varieert van matig tot ernstig ongerief.
De volgende onderzoeksrapporten zijn verschenen:
2021: Update ongerief-analyses 2018-2020: Vleeskuikens, Vleeskalveren, Varkens en Melkvee
2020: Update Ongeriefanalyse Voorlopige deelrapportage onderdeel melkvee
2011: Ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, nertsen en paarden, eerste herhaling
2010: Ongerief bij gezelschapsdieren
2009: Waterbuffel , herten en struisvogelhouderij in Nederland; Quickscan om risico's op ongerief in te schatten
2009: Ongerief bij konijnen, kalkoenen, eenden, schapen en geiten
2008: Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland
2007: Ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, nertsen en paarden
Aan dieren kunnen we niet zoals bij mensen vragen hoe fijn of hoe gelukkig ze zich voelen (www.happyplanetindex.org) en helaas is ook de klankentapper van Professor Barabas uit de strip van Suske & Wiske fictie.
Als je het welzijn van dieren wilt meten en beoordelen, kun je het beste naar het dier zelf kijken en naar aspecten van de leefomgeving. Gedrag en gezondheid geven belangrijke informatie over het welzijn van een dier.
Onderzoekers hebben in het EU-project Welfare Quality® een systematiek ontwikkeld waarmee het welzijn van dieren kan worden gemeten. Dit gebeurt grotendeels op basis van kenmerken van en metingen aan dieren. De systematiek borduurt voort op de zgn. Vijf Vrijheden van de Farm Animal Welfare Council in Engeland die een goed dierenwelzijn moeten borgen:
1. dieren zijn vrij van honger, dorst, onjuiste voeding
2. dieren zijn vrij van thermaal en fysiek ongerief
3. dieren zijn vrij van ongerief, pijn, verwonding of ziekten
4. dieren zijn vrij van angst en chronische stress
5. dieren hebben de vrijheid om natuurlijk soorteigen gedrag te vertonen
Het meetmodel van Welfare Quality gaat uit van vier hoofdgroepen die worden beoordeeld met twaalf welzijnscriteria:
Er zijn nu voor verschillende dierlijke sectoren protocollen ontwikkeld om het welzijn van de dieren te kunnen beoordelen o.a. voor kippen, varkens, melkvee en paarden. Zie ook het Groen Kennisnet. Via het Welfare Quality Network wordt nu verder invulling gegeven aan dierenwelzijnsbeoordelingssystemen.
Meer weten?
Naast dierenwelzijn is de integriteit van het dier een belangrijke morele waarde in de dierethiek.
Hoofdgroep | Onderdelen |
Gedrag | 1. Natuurlijk gedrag en gedragsproblemen |
Gezondheid | 5. Ziekte |
Fysiek en fysiologisch comfort | 8. Rust- en ligcomfort |
Voeding | 11. Voeding |