Het Dierenmuseum
Het online museum over het dier in de kunst en cultuur
In het Boeddhisme staat de persoon Siddharta Gautama (563-483 v. Christus) centraal, hij leefde 2500 jaar geleden in India en werd 'verlicht' (ontwaakt). Hij had inzicht gekregen in de oorzaken van het lijden van de mens en hoe dat lijden kan worden weggenomen. Nadat Siddharta Gautama verlichting had bereikt werd hij Boeddha genoemd: 'hij die ontwaakt is'.
Hij trok daarna door India om anderen te onderwijzen wat hij had geleerd. Boeddha wordt echter niet als een god beschouwd. Daarom is het Boeddhisme ook geen religie in de traditionele zin van het woord. Het boeddhisme is een spirituele levensleer, die je helpt om inzicht te krijgen in het menselijk lijden, een weg te vinden om je van dit lijden te verlossen en het goddelijke in jezelf te ervaren.
Het Boeddhisme kent een veelheid van afbeeldingen van Boeddha, goden, halfgoden, dieren en andere wezens als yidays (hongerige geesten) en helbewoners. Beelden van boeddha's herinneren de kijker of bezoeker van een tempel vaak aan de karaktereigenschappen van Boeddha zoals liefde, mededogen vrijgevigheid, geduld of wijsheid. Volgers van het Boeddhisme tonen hiervoor hun respect.
Dieren of fabeldieren komen vaak voor in Boeddhistische verhalen of als rijdier van een god. De (fabel)dieren in de verhalen hebben vaak menselijke eigenschappen en een symbolische betekenis. De verhalen vertellen over eerlijkheid, deugd, compassie en geven inzicht in menselijk gedrag. Hieronder worden enkele dieren beschreven.
Dieren in het levenswiel
Het Tibetaans Boeddhisme kent de leer van het levenswiel. Dit wiel wordt vaak als schildering op muren van kloosters of op thanka's (een schildering op doek die gemakkelijk opgerold kan worden) afgebeeld. Aan de veelal analfabete Tibetaan kon zodoende de dharma (dat wat er werkelijk is in het universum) eenvoudig uitgelegd worden. In het 'Wiel van het Leven' worden de vijf bestaansrijken in het universum onderscheiden: het godenrijk, het mensenrijk, het dierenrijk, de wereld van de peta's (hongere geesten) en het hellenrijk onderscheiden. In het midden van het wiel zijn drie dieren te zien: de haan, de slang en het varken. Deze drie symboliseren de mentale vergiften, de bronnen van lijden door de mens. Ze houden elkaar vast door in elkaars staart te bijten wat 'onderlinge afhankelijkheid' (tendrel) symboliseert. Het gaat om:
Aap
Arend
Buffel
Ezel
Garoeda (fabeldier)
Haas
Hert
Hond
Leeuw
Olifant
Paard
Rund
Slang
Sneeuwleeuw (fabeldier)
Varken
Dieren worden in het Boeddhisme gezien als levende wezens. Ze hebben intelligente vermogens, maar anders dan mensen. Dieren zijn net als mensen in staat tot lijden. Dieren bezitten, net als mensen, een Boeddha natuur, en hebben ook de mogelijkheid om verlicht te worden. Vanuit het geloof van hergeboorte kunnen mensen worden herboren als dieren en dieren als mensen. Volgens Boeddha zijn dieren onze voormalige naasten, zussen, broers, moeders, vaders en kinderen. Daarom vereist het Boeddhisme dat dieren goed en vriendelijk worden behandeld en is het verboden om dieren schade of pijn toe te brengen, te doden of te eten. Slecht gedrag zal ook moeten worden betaald in het volgende leven dus wrede handelingen jegens dieren moeten worden vermeden.
De organisatie Dharma Voices for Animals maakte onderstaande film over Dieren & de Boeddha. De film geeft informatie gegeven over wat de Boeddha ons leert over dieren en onze relatie met dieren.
In het Boeddhisme bestaat geen eensgezindheid over de noodzaak om vegetarisch te leven. Dit heeft te maken met de verschillende Boeddhistische stromingen die verschillende interpretaties hebben van wat Boeddha heeft onderwezen. Het Boeddhisme kent drie hoofdstromingen: het Mahayana, het Theravada en het Vajrayana.
De meeste Mahayana-beoefenaars eten geen vlees, omdat zij de nadruk leggen op onthechting en mededogen voor andere voelende wezens. Veel Mahayana boeddhisten in Tibet eten echter wel vlees, omdat er in Tibet niet veel groenten beschikbaar zijn doordat het zo hoog gelegen is waardoor de grond vaak niet geschikt is voor akkerbouw.
De Theravada-beoefenaars eten wel vlees. Volgens hen is het eten van vlees een ethisch neutrale actie. Het veroorzaakt geen slecht karma. De belangrijkste factor bij karma is namelijk de intentie waarmee je iets doet. Bij het eten van vlees is er geen intentie om een levend dier met opzet te doden. Het werkelijk intentioneel doden van een levend wezen is echter wél een slechte daad, die nare gevolgen brengt in het heden en de toekomst.
Ook de meeste Vajrayana-beoefenaars eten wel vlees. Het tantrische pad van Vajrayana kent vier klassen. In de lagere klassen ligt de nadruk op de uiterlijke schoonheid en zuiverheid als techniek om een innerlijke zuiverheid van geest op te wekken. Omdat vlees wordt beschouwd als onzuiver, eten deze beoefenaars geen vlees. Aan de andere kant wordt aan een gekwalificeerd beoefenaar van de Hoogste Yoga Tantra vlees aangeraden, omdat hij mediteert op basis van onthechting en mededogen op het subtiele zenuwstelsel. Hiervoor moet zijn eigen lichaam heel sterk zijn. Deze klasse van tantra benadrukt de transformatie van gewone objecten door meditatie op zelfloosheid. Krachtens zijn diepe meditatie zal een dergelijk beoefenaar niet graag vlees eten voor zijn eigen genoegen.
Waldau, P., The specter of speciesism. Buddhist and Christian Views of Animals, 2001