Dierenwelzijn


Dierenwelzijn is een waarde die vrijwel iedereen onderschrijft, maar veel mensen hebben wel een ander beeld wat dierenwelzijn precies betekent of inhoudt. Eén eenduidige wetenschappelijke definitie van dierenwelzijn bestaat niet en er zijn ook geen harde criteria waarmee kan worden bepaald wanneer sprake is van een goed dierenwelzijn.


Je zou kunnen zeggen dat dierenwelzijn gaat over de kwaliteit van het leven zoals het door het dier zelf wordt ervaren. Het welzijn van een dier is goed als:


  1. aan zijn natuurlijke behoeftes wordt voldaan
  2. zijn gezondheid goed is en
  3. het dier ‘lekker in zijn vel zit’ (zich lekker voelt)


Een dier voelt zich het best in een omgeving waarin het zoveel mogelijk zijn natuurlijke gedrag kan vertonen en het zich makkelijk kan aanpassen aan zijn levensomstandigheden. Het gaan dus aan de ene kant om de afwezigheid van negatieve aspecten (ongerief) en aan de andere kant om welbevinden (aanwezigheid van positieve aspecten als plezier of tevredenheid).


Door de Farm Animal Welfare Council in Engeland zijn in 1965 (op basis van een eerdere formulering door de zgn. Brambell Commissie) 'Vijf Vrijheden' geformuleerd die een goed dierenwelzijn borgen. Die vrijheden zijn:


  1. dieren zijn vrij van honger, dorst, onjuiste voeding
  2. dieren zijn vrij van thermaal en fysiek ongerief
  3. dieren zijn vrij van ongerief, pijn, verwonding of ziekten
  4. dieren zijn vrij van angst en chronische stress
  5. dieren hebben de vrijheid om natuurlijk soorteigen gedrag te vertonen

De eerste 4 vrijheden hebben betrekking op het voorkomen van ongerief.


Deze vijf vrijheden zijn ook in het Nederlandse beleid overgenomen en in artikel 1.3 van de Wet dieren vastgelegd als criteria:


  1. dieren zijn vrij van honger, dorst, onjuiste voeding
  2. dieren zijn vrij van thermaal en fysiek ongerief
  3. dieren zijn vrij van ongerief, pijn, verwonding of ziekten
  4. dieren zijn vrij van angst en chronische stress
  5. dieren hebben de vrijheid om natuurlijk soort eigen gedrag te vertonen


De Canadees David Fraser beschrijft in een artikel 'Understanding animal welfare' (2008) dat in debatten verschillende mensen verschillende zorgen over dierenwelzijn aan de orde stellen. Daarbij legt de een meer nadruk op diergezondheid (een dier is vrij van pijn en verwondingen), de ander op natuurlijk gedrag en de beschikbaarheid van een natuurlijke omgeving om in te leven en weer een ander op de emotionele status (gemoedstoestand) van het dier (plezier en de afwezigheid van pijn en stress). Tussen deze drie begrippen is sprake van enige overlap. De begrippen komen grotendeels overeen met de vijf vrijheden van Brambell, maar framen het begrip net op een andere manier.
In schema kan het begrip dierenwelzijn als volgt worden geduid:



















In dit schema is sprake van goed welzijn als een dier gezond is, zijn natuurlijk gedrag kan uitoefenen (bij voorkeur in een natuurlijke leefomgeving) én het dier een positieve emotionele status ervaart. Tussen deze drie is sprake van nauwe samenhang. Het kunnen vertonen van natuurlijk gedrag draagt in zijn algemeenheid bij aan gezondheid en een positieve emotionele status. Een positieve emotionele status zorgt ervoor dat je weerbaarder bent bij ziekten en een gezond lichaam zorgt ervoor dat je natuurlijk gedrag kan uitoefenen, als je daar de ruimte voor krijgt.


De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft begin 2013 een aangescherpte definitie van dierenwelzijn geformuleerd in het rapport 'Zorgplicht natuurlijk gewogen'. Reden hiervoor is dat de Vijf Vrijheden er op zijn gericht om de welzijnsaantasting van individuele dieren die onder controleerbare omstandigheden worden gehouden, te kunnen inschatten. Ze gaan er vooral van uit dat het waarborgen van dierenwelzijn de afwezigheid van 'negatieve' toestanden vereist.


De Vijf Vrijheden bieden weinig handvatten om het welzijn van groepen van dieren te beoordelen, en om het welzijn van dieren in de vrije natuur (onder niet controleerbare omstandigheden) te beoordelen. De RDA stelt daarom een nieuwe definitie van dierenwelzijn voor, gebaseerd op recente wetenschappelijke inzichten: Een dier verkeert in een positieve staat van welzijn indien het in staat is om adequaat te reageren op:


  • honger, dorst en onjuiste voeding
  • thermaal en fysiek ongemak
  • verwondingen en ziekten
  • angst en chronische stress
  • en het de vrijheid heeft om normale, soortspecifieke gedragspatronen te vertonen, die het dier in staat stellen om zich aan te passen aan de uitdagingen die de heersende omgevingsomstandigheden bieden, zodat het dier een staat bereikt die het als positief ervaart.


Het ontbreken van een eenduidige definitie van dierenwelzijn leidt er toe dat er veel discussie tussen mensen is over de normen (de concrete gedragsregels of handelingsvoorschriften) die in acht moeten worden genomen om een goed welzijn voor dieren te realiseren. Een voorbeeld:







Wat is dierenwelzijn?

Bijpassende norm

Antwoord persoon A

Een gezonde koe die veel melk produceert

Een koe staat binnen in de stal en gaat nooit de wei in

Antwoord persoon B

Een gezonde koe die natuurlijk gedrag vertoont

Een koe krijgt weidegang en mag zelf kiezen of zij in de wei of in de stal wil staan

Hoe is het gesteld met het welzijn van dieren in Nederland?


Livestock Research van Wageningen University heeft tussen 2007 en 2021 het welzijn van meerdere diergroepen onderzocht. Daarbij is gekeken naar de vormen van ongerief bij de betrokken diersoort en in welke mate het ongerief voorkomt. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van de systematiek van Welfare Quality (zie hieronder) en zijn experts geraadpleegd.


Uit hun onderzoek blijkt dat er nog steeds veel te verbeteren valt aan het welzijn van dieren. Bij alle onderzochte diersoorten komt bij een relatief groot deel van de populatie ongerief voor. Dat varieert van matig tot ernstig ongerief.

De volgende onderzoeksrapporten zijn verschenen:


2021: Update ongerief-analyses 2018-2020: Vleeskuikens, Vleeskalveren, Varkens en Melkvee


2020: Update Ongeriefanalyse Voorlopige deelrapportage onderdeel melkvee


2011: Ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, nertsen en paarden, eerste herhaling


2010: Ongerief bij gezelschapsdieren


2009: Waterbuffel , herten en struisvogelhouderij in Nederland; Quickscan om risico's op ongerief in te schatten


2009: Ongerief bij konijnen, kalkoenen, eenden, schapen en geiten


2008: Welzijn van dieren in reizende circussen in Nederland


2007: Ongerief bij rundvee, varkens, pluimvee, nertsen en paarden



Hoe meet je dierenwelzijn?


Aan dieren kunnen we niet zoals bij mensen vragen hoe fijn of hoe gelukkig ze zich voelen (www.happyplanetindex.org) en helaas is ook de klankentapper van Professor Barabas uit de strip van Suske & Wiske fictie.


Als je het welzijn van dieren wilt meten en beoordelen, kun je het beste naar het dier zelf kijken en naar aspecten van de leefomgeving. Gedrag en gezondheid geven belangrijke informatie over het welzijn van een dier.


Onderzoekers hebben in het EU-project Welfare Quality® een systematiek ontwikkeld waarmee het welzijn van dieren kan worden gemeten. Dit gebeurt grotendeels op basis van kenmerken van en metingen aan dieren. De systematiek borduurt voort op de zgn. Vijf Vrijheden van de Farm Animal Welfare Council in Engeland die een goed dierenwelzijn borgen:

1. dieren zijn vrij van honger, dorst, onjuiste voeding
2. dieren zijn vrij van thermaal en fysiek ongerief
3. dieren zijn vrij van ongerief, pijn, verwonding of ziekten
4. dieren zijn vrij van angst en chronische stress
5. dieren hebben de vrijheid om natuurlijk soorteigen gedrag te vertonen


Het meetmodel van Welfare Quality gaat uit van vier hoofdgroepen die worden beoordeeld met twaalf welzijnscriteria:



















Er zijn nu voor verschillende dierlijke sectoren protocollen ontwikkeld om het welzijn van de dieren te kunnen beoordelen o.a. voor kippen, varkens, melkvee en paarden. Zie ook het Groen Kennisnet. Via het Welfare Quality Network wordt nu verder invulling gegeven aan dierenwelzijnsbeoordelingssystemen.

Naast Welfare Quality bestond ook het European Animal Welfare Indicators Project dat keek naar andere diersoorten die op grote schaal commercieel worden gebruikt: schapen, geiten, paarden, ezels en kalkoenen. Daarbij ligt de focus op het herkennen en beoordelen van pijn.



Meer weten?




Naast dierenwelzijn is de integriteit van het dier een belangrijke morele waarde in de dierethiek.







Hoofdgroep

Onderdelen

Gedrag

1. Natuurlijk gedrag en gedragsproblemen
2. Sociaal gedrag
3. Algehele angst
4. Angst voor mensen

Gezondheid

5. Ziekte
6. Verwondingen
7. Ingrepen

Fysiek en fysiologisch comfort

8. Rust- en ligcomfort
9. Bewegingsgemak
10. Thermocomfort

Voeding

11. Voeding
12. Vochtverstrekking