| Henry Stephens Salt (1851-1939) Salt zette zich als schrijver en campaigner in voor sociale hervormingen op het gebied van gevangenissen, scholen, economische instituties en het omgaan met dieren. In zijn boek Animals' Rights: Considered in Relation to Social Progress, is hij de eerste schrijver die zich expliciet uitspreekt voor dierenrechten. Hij was van mening dat dieren een wettelijk recht op bescherming hebben. Daarmee gaat hij verder dan een betoog voor het verbeteren van het welzijn van dieren. Hij schreef: "Als we ooit recht gaan doen aan de lagere rassen, moeten we ons ontdoen van de verouderde notitie dat er een grote kloof is tussen dieren en mensen en moeten we erkennen dat er een gemeenschappelijke band is die de mensheid verenigt met alle levende wezens in één universele broederschap."
|
| Albert Schweitzer (1875-1965) Missionaris en theoloog Albert Schweitzer pleitte voor een meer gelijkwaardige omgang van mensen met dieren. Het uitgangspunt van zijn visie is eerbied voor het leven. Zijn persoonlijke credo was: "Ik ben leven dat leven wil, te midden van leven dat leven wil". Volgens Schweitzer moeten wij mensen het respect voor onze eigen wil tot leven uitbreiden naar alle wezens die een levensdrang hebben. Het leven op zich is heilig en het respect daarvoor staat los van de vraag in hoeverre wezens het vermogen hebben om te voelen. De mens moet liefde geven aan het leven. Het begrip liefde moeten we opvatten als een vorm van solidariteit. Dit betekent dat we goeddoen als we leven behouden en koesteren en kwaaddoen als we het vernietigen of belemmeren. (Foto:Yousuf Karsh) Klik hier voor een documentaire over het leven Albert Schweitzer uit 1956. In 2009 is het leven van Albert Schweitzer verfilmd met Jeroen Krabbé in de hoofdrol, klik hier voor de trailer van de Duitse film 'Albert Schweitzer - Ein Leven für Afrika'. |
| Peter Singer Peter Singer heeft een theorie ontwikkeld waarin het begrip rechtvaardigheid wordt toegepast op dieren. Zijn boek Animal Liberation: A New Ethics for our Treatment of Animals (1975) ( In het Nederlands uitgegeven als 'Pro Mens, Pro Dier' in 1977 en 'Dierenbevrijding' in 1994) heeft veel invloed gehad op de ontwikkelingen binnen de dierethiek, politiek en dierenbescherming. In zijn boek roept hij op tot bevrijding van de dieren van de wijze waarop wij dieren behandelen en verhandelen, waarop wij dieren gebruiken en verbruiken. Het lijden van dieren is het belangrijkste argument voor het veranderen van onze moraal ten aanzien van dieren. Dit deelt hij met de filosoof Jeremy Bentham. Hij vergelijkt de huidige omgang met dieren met slavernij en roept op om dieren daarvan te bevrijden. Hij beargumenteert dat het onterecht is om aan een dieren een hogere morele status toe te kennen dan aan dieren op grond van bepaalde unieke vermogens zoals het vermogen tot denken of spreken. Hij beredeneert dat we onterecht onderscheid tussen dieren maken waar dat verschil niet ter zake doet. Hij introduceert hiervoor de term speciesisme: een vooringenomenheid voor de belangen van de leden van de ene soort en tegen de belangen van de leden van andere soorten. Een speciesist kent in een belangenconflict tussen mens en dier als vanzelfsprekend grotere waarde toe aan de belangen van de mens, terwijl dit niet te rechtvaardigen is. Als we racisme en seksisme verwerpen, dan moeten we volgens hem ook speciesisme, het onderscheid tussen soorten, verwerpen in die gevallen waarin het verschil niet ter zake doet. Mensen die geen zelfbewustzijn hebben, zoals baby’s en sommige verstandelijke gehandicapten, staan volgens Singer op gelijke voet met dieren. In de praktijk betekent Singers theorie dat de bioindustrie afgeschaft moet worden, omdat het het welzijn van dieren aantast. Verder weegt het eten van vlees, dat als een luxe kan worden beschouwd omdat er alternatieven voor zijn, niet op tegen het leed dat dieren wordt aangedaan. Meer informatie: Interview met Peter Singer op 18 april 2012. (foto van Denise Applewhite/Princeton University) |
| Tom Regan (1938-2017) Volgens Tom Regan moeten we onze houding ten aanzien van dieren veranderen. In zijn boek ‘Case for Animal Rights (1983) zet hij uiteen, dat het niet aleen gaat om het leed dat we dieren aandoen. Onze visie dat we dieren mogen gebruiken als bronnen voor voedsel, wetenschap en sport is verkeerd. We hebben directe plichten tegenover dieren, in ieder geval de plicht om geen schade te berokkenen. Deze plicht komt voort uit de visie dat dieren een eigen waarde hebben. Dieren hebben bewustzijn, verlangens en een individueel welzijn. Ze hebben een waarde die los staat van de waarde die mensen aan het dier geven. Volgens Regan is het begrip eigen waarde van toepassing op alle zoogdieren ouder dan een jaar. Deze dieren zijn levens-subjecten (subject of a life), omdat ze beschikken over een geheugen, zelfbewustzijn en emoties zoals boosheid, vrees en verlatenheid. Ze hebben het vermogen om een eigen leven te leiden. Dieren streven naar een waardig leven dat geschaad kan worden door pijn, leed, frustratie en de dood. Het feit dat dieren levens-subjecten zijn, betekent dat ze een direct recht hebben op respect. Dit is een moreel recht dat zijn geldigheid ontleent aan het principe van gelijkheid. Als we mensen als levens-subjecten beschouwen en daarmee hun eigen waarde respecteren, dan moeten we dat ook laten gelden voor dieren die het vermogen hebben hun welzijn te ervaren. Dit heeft tot gevolg dat veehouderij, jacht en dierproeven moeten worden stopgezet. Klik hier voor een interview met Tom Regan in 2000 en in 2005. |
| Bernard E. Rollin De theorie van Bernard Rollin, neergeschreven in zijn boek ‘Animal Rigths and Human Morality’ (1981) kan geplaatst worden tussen de visies van Peter Singer en Tom Regan. Met Tom Regan heeft hij gemeen dat hij probeert de mensheid ervan te overtuigen dat dieren directe rechten hebben, maar neemt afstand van Tom Regan als het gaat om het absolute karakter daarvan. Met Peter Singer deelt hij de mening, dat de belangen die dieren hebben voortkomen uit hun vermogen om welzijn te ervaren. Het nadeel van Singers theorie is, volgens Bernard Rollin, dat welzijn te nauw gedefinieerd is, namelijk als pijn lijden en genot ervaren. Rollins theorie over de morele status van dieren is gefundeerd in het begrip telos, dat hij van Aristoteles overneemt. De telos maakt het dier ‘dier’. Doordat dieren van nature met een mate van bewustzijn streven naar het in leven blijven en zich voort te planten, is die telos van eigen waarde. Het leven en overleven is primair het belang van het dier zelf. Omdat dieren belangen hebben, bezitten ze rechten. Het gaat volgens Rollin voornamelijk om het recht op morele consideratie en het recht op leven. Wij mensen moeten inzien dat het moreel laakbaar is om dieren te gebruiken voor een menselijk nut als daarmee het dier in het realiseren van zijn levensdoelen belemmerd wordt. Dit wil volgens Rollin niet zeggen dat de mens het dier niet mag gebruiken, maar dan met de erkenning dat het om levende wezens gaat met hun eigen specifieke telos. Klik hier voor een college dat Bernard Rollin gaf op 27 juni 2011 in Baltimore. Hij heeft tevens meegewerkt aan de film 'The Superior Human?' die in 2012 is verschenen. |
| Paul W. Taylor (1923-2015) De filosoof Paul W. Taylor breidt de kring van moreel relevante actoren in vergelijking met Tom Regan aanmerkelijk uit. In zijn boek 'Respect for nature - A theory of environmental ethics' (1986) beschrijft hij zijn biocentrische benadering en beargumenteert hij dat niet alleen mensen en dieren tot de morele gemeenschap behoren, maar alle levende wezens inclusief planten en micro-organismen. Hij kent hen alle een intrinsieke waarde toe (Taylor gebruikt de term inherent worth), omdat zij een goed voor zichzelf hebben, een telos. Dat goed bestaat uit het tot uitdrukking brengen van vermogens en het vervullen van behoeften op een regelmatige, evenwichtige en bij de soort passende wijze. Zijn antwoord op de vraag naar de rechtvaardiging van morele consideratie is dat alle levende wezens – als doelgerichte centra van leven – nu eenmaal deel zijn van dezelfde levensgemeenschap, ongeacht hun psychologische complexiteit. Volgens het door hem voorgestelde beginsel van “intersoortelijke onpartijdigheid” dienen alle organismen met gelijke zorg en met gelijk respect behandeld te worden. Moreel gezien hebben mensen geen streepje voor op andere levende wezens. Als mensen een intrinsieke waarde hebben, dan hebben andere wezens die ook. Menselijke belangen gaan dus ook niet per se voor die van dieren. Taylor schetst een aantal principes die van toepassing zijn indien belangen van mensen en dieren botsen, zoals zelfverdediging, proportionaliteit, minimale schade, rechtvaardige verdeling en herstel of compensatie van schade. Klik hier voor een artikel van Paul W. Taylor. |
| Raymond G. Frey (1941-2012) Raymond G. Frey beargumenteerde in zijn boek 'Interests and Rights: The Case Against Animals' (1980) dat dieren geen rechten kunnen hebben. Volgens hem hebben dieren belangen in de zin van een behoefte, zoals de behoefte om verzorgd te worden en gezond te blijven, maar dieren kunnen geen belang in iets hebben. Daarvoor moet een verlangen of begeerte aanwezig zijn, een bewust willen van iets. Elk verlangen is gebaseerd op een oordeel over een bestaande situatie. Volgens Frey heb je (woord)taal nodig om te oordelen. Dieren hebben geen woordtaal, kunnen daarom niet oordelen, en dus ook niets verlangen. Daarom hebben ze ook geen belang in iets en zonder belangen kun je geen rechten hebben. |
| Mary Midgley (1919-2018) Mary Midgley nam een positie in die ligt tussen Tom Regan en Raymond G. Frey. In haar boek 'Animals and why they matter' (1983) verdedigt zij het speciesisme met haar theorie van sociale verbintenis. Volgens Midgley bepaalt niet alleen de rede wat goed of fout is, maar kan dat ook voortkomen uit gevoel. Ons morele gevoel is niet gelijk ten aanzien van ieder mens of dier. Het gevoel is het sterkst bij diegenen die het dichtst bij ons staan, onze familie en vrienden. Dit is volgens haar een gerechtvaardigde vorm van gevoelsmatige discriminatie. Volgens Midgley hebben dieren wel een morele status, omdat ze belangen hebben. Echter, mensen en dieren hoeven in gelijke omstandigheden niet gelijk behandeld te worden, omdat mensen wegens een sociale verbintenis partij kunnen kiezen voor mensen. |
| Peter Carruthers Peter Carruthers bepleit in zijn boek 'The Animal Issue: Moral theory in practice' (1992) dat wat goed en fout is alleen wordt bepaald door regels die mensen met elkaar opstellen om daarmee hun interacties te regelen. Het is te zien als een 'virtueel sociaal contract' dat mensen met elkaar hebben. Dieren hebben daarin geen plaats, omdat zij volgens hem geen rationele wezens zijn. Alleen rationele wezens kunnen een contract afsluiten, omdat zij de betekenis van een contract kunnen bevatten. Dieren hebben volgens Carruthers geen vermogen om bewust (reflectief) te denken en kunnen zich niet bemoeien met de inhoud van het contract en de reikwijdte van de morele regels. Niet-rationele mensen zoals baby's en geestelijk gehandicapten hebben volgens hem echter wel morele rechten, omdat dit anders grote sociale instabiliteit zou veroorzaken. Deze 'contracttheorie' kan echter wel beperkingen aan mensen opleggen in het omgaan met dieren, zoals dat we dieren geen pijn mogen doen. Deze beperking is dan echter gebaseerd op het respect voor de gevoelens van dierliefhebbers of op het morele karakter van mensen, maar niet op de morele status van het dier. Deze theorie kan worden gezien als een combinatie van de theorieën van Raymond G. Frey en Mary Midgley. |
| Josephine Donovan en Carol J. Adams In hun boek 'Beyond Animal Rights- A feminist caring ethic for the treatment of animals (1996)' introduceren Josephine Donovan en Carol J. Adams de feministische zorgethiek in de omgang met dieren. Zij bekritiseren de vooral mannelijke ratio en mathematische calculatie in de omgang met dieren. Volgens hen gaat het om zorg, het luisteren naar dieren, ze emotionele aandacht geven en serieus nemen wat dieren ons vertellen. Dit laatste betekent letten op lichaamstaal en andere communicatie en reacties van dieren op situaties. Op basis van analogie met jezelf, kun je dan concluderen of iets prettig of niet is voor een dier. Mensen moeten meer leren: openheid, ontvankelijkheid, empathie, sensitiviteit en voorstellingsvermogen. Het gaat om een individuele ehtische of sympathische reactie. Kinderen moeten weer zo opgevoed worden dat ze hun natuurlijke empathische respons jegens dieren behouden. Daarnaast moeten ze kritisch leren denken. Carol J. Adams is tevens schrijfster van de boeken 'The sexual politics of meat' (1990) en 'The pornography of meat' (2003). Klik hier voor een interview met Carol J. Adams in 2012 door Joshua Katcher over mannelijke identiteit en het eten van vlees. |
| Roger Scruton Roger Scruton bracht in 1998 zijn boek 'Animal Rights and Wrongs' uit. Hierin betoogt hij dat het idee van dierenrechten een vreemd idee is. Bij rechten horen volgens hem namelijk ook plichten en verantwoordelijkheden. Het kunnen nemen van verantwoordelijkheid is volgens hem een eigenschap die mensen onderscheid van dieren. Omdat dieren geen plichten kunnen nakomen, is het volgens Scruton dan ook onnodig om ze wel rechten toe te kennen. |
| Gary L. Francione De rechtsfilosoof Gary L. Francione stelt in zijn boek 'Introduction to animal rights: Your child or the dog?' (2000) dat het moreel onaanvaardbaar is om dieren te houden. Het houden van dieren is namelijk altijd een inbreuk op hun zelfbeschikkingsrecht. Volgens de wet worden dieren gezien als eigendom. Eigendom impliceert dat je er mee mag doen wat je wilt, bijvoorbeeld dieren gebruiken, verkopen en doden. Er bestaan wel wetten die dierenleed moeten voorkomen, maar Francione laat in zijn boek aan de hand van diverse voorbeelden zien dat deze weinig effectief zijn. In de praktijk gaan onze belangen namelijk vaak voor en maken we de belangen van dieren daaraan ondergeschikt. Francione spreekt van ‘morele schizofrenie’ wanneer wij zeggen dat wij dieren niet onnodig mogen laten lijden, maar wij zelf ook bepalen of we ons daaraan moeten houden. Hij stelt dat er slechts één recht voor dieren nodig is, namelijk het recht om niet als ding behandeld te worden, want 'If I can enslave you and kill you at will, then any other right you may have will not be of much use to you'. Omdat mensen en dieren het vermogen hebben om te lijden en belang hebben om niet te lijden, zoals ook Jeremy Bentham stelde, pleit Francione voor gelijke beschouwing: individuen met gelijke belangen, moeten gelijk behandeld worden onder gelijke omstandigheden. |
| Martha Nussbaum Martha Nussbaum spreekt in haar boek 'Een waardig bestaan: Over dierenrechten' (2007) over vermogensethiek (eerder verschenen als hoofdstuk in het boek Frontiers of Justice' in 2006). Daarbij neemt zij, in tegenstelling tot de subject- en biocentrische benadering, de feitelijke omgeving of context, in beschouwing. Net als Paul W. Taylor vindt zij dat dieren intrinsieke waarde ontlenen aan hun vermogens om zich te ontplooien en te floreren. Daarom behoren ze volgens Nussbaum tot onze morele kring en moeten we ze rechten toekennen. Respect voor hun intrinsieke waarde houdt in dat wij zorgen dat dieren de vermogens en vaardigheden die zij als soort en als individu in aanleg bezitten, ook daadwerkelijk kunnen ontplooien. Hoewel de natuurlijke omgeving voor dieren de geëigende omgeving is, kan dat floreren ook onder minder natuurlijke condities plaatsvinden mits we de juiste zorg verstrekken. Wat dat is en hoe ver dat gaat, hangt mede af van soortspecifieke en individuele kenmerken van de dieren. Maar als we als houders van dieren in redelijkheid zorgen dat onze dieren kunnen floreren, wordt in deze benadering voldoende aan hun intrinsieke waarde tegemoet gekomen. Nussbaum heeft een lijst van relevante basale vermogens opgesteld. Daarin staan naast algemene elementen als het vermogen in gezondheid een leven te leiden en de lichamelijke integriteit te handhaven, ook vermogens die te maken hebben met nieuwsgierigheid, spel, emotie, cognitie en relatievorming. Zulke vermogens hangen ook samen met individuele eigenschappen. Nussbaums benadering bouwt enerzijds voort op klassieke inzichten, maar vraagt ook aandacht voor de vermogens en behoeften van individuele dieren. Klik hier voor een interview met Martha Nussbaum.
|
| Sue Donaldson & Will Kymlicka Deze filosofen komen in hun boek Zoopolis met een uitbreiding van de 'Animal Rights'-traditie binnen de dierethiek. Ze erkennen het bestaan van onschendbare individuele dierenrechten, maar vinden Tom Regan en Gary Francione niet ver genoeg gaan. Donaldson en Kymlicka stellen dat mensen niet alleen negatieve plichten (dieren geen kwaad doen/zoveel mogelijk met rust laten), maar ook positieve plichten jegens dieren hebben. Hierbij staat het begrip 'burgerschap’ centraal. Dieren die in de praktijk volkomen geïntegreerd zijn in de menselijke samenleving, zoals huisdieren, zouden opgewaardeerd moeten worden tot staatsburgers van die samenleving. Een dier hoeft overigens zelf geen notie van burgerschap te hebben om er toch voor in aanmerking te kunnen komen. In dit opzicht zijn dieren vergelijkbaar met jonge kinderen of volwassenen met een verstandelijke beperking. Aan het burgerschap zijn rechten verbonden die verder gaan dan het universele recht om niet onnodig geschaad te worden. Huisdieren moeten (toepasbare) rechten krijgen die gekoppeld zijn aan hun burgerschap, zoals het recht op een adequate socialisatie, op gezondheidszorg, en op juridische en politieke vertegenwoordiging. Ze zijn ingesteld op een leven bij mensen en dit strookt ook met hun natuurlijke mogelijkheden. Het burgerschap is binnen de theorie van Zoopolis beperkt tot (mensen en) huisdieren. Wilde dieren leven in eigen gemeenschappen die soeverein zijn en als zodanig gerespecteerd dienen te worden. Ingrijpen is in bepaalde gevallen wel verdedigbaar, bijvoorbeeld om individuele dieren te redden, maar mensen moeten oppassen met grootschalige interventie die hele gemeenschappen zou kunnen ontwrichten. Het boek slaat vanuit het realistische besef dat veel dieren hoe dan ook bij onze leefwereld horen, een soort brug tussen de dierenrechtenfilosofie en het gedachtegoed en de praktijk van actieve dieren- en faunabeschermers. Klik hier voor een lezing van Will Kymlicka in Nederland. |