Morele positie van dierenWelke plaats nemen dieren in, in de samenleving? Er kunnen 4 morele posities worden onderscheiden met de morele verplichtingen die daar uit voortvloeien voor de mens (bron: Essay Houden van dieren): |
1. Dieren hebben enkel instrumentele waarde
2. Dieren hebben morele waarde als voelende wezens
3. Dieren hebben intrinsieke waarde
4. Dieren hebben inherente waardigheid
Sinds 1981 erkennen we in Nederland de intrinsieke waarde van het dier. Dit is destijds neergeschreven in de Nota Rijksoverheid en Dierenbescherming. Hierin staat: "Het dierenbeschermingsbeleid zal moeten worden ontwikkeld vanuit de erkenning van de intrinsieke waarde van het individuele dier. 09Het beleid zal erop gericht moeten zijn het dier zoveel mogelijk te beschermen tegen menselijke handelingen die zijn fysiek en ethologische welzijn aantasten. In de praktijk betekent dit dat mensen zich bij voortduring rekenschap zullen moeten geven van de toelaatbaarheid van hun handelingen met betrekking tot dieren. Het belang van het dier zal in een bewust afwegingsproces moeten worden ingebracht." |
Sindsdien geldt dit als uitgangspunt voor het overheidsbeleid. Intrinsieke waarde houdt dus in dat de waarde van het dier nooit samenvalt met de gebruikswaarde, maar tegelijk ontkent het de gebruikswaarde van dieren niet. De erkenning van de intrinsieke waarde staat het houden van dieren niet principieel in de weg.
In de Wet dieren is de erkenning van de intrinsieke waarde van het dier nu ook juridisch vastgelegd. In artikel 1.3 staat hierover het volgende:
Artikel 1.3 Wet dieren
|
Dieren zijn geen zaken
Met het van kracht worden van de Wet dieren wordt ook erkend dat dieren geen zaken zijn. Voorheen werd er geen onderscheid gemaakt tussen dieren en zaken. Dieren werden bestempeld als zaken, omdat het Burgerlijk Wetboek alleen de begrippen 'goederen' (alle zaken en vermogensrechten) en 'zaken' (voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten) kent. Dieren worden niet apart onderscheiden. Dieren gelden binnen de systematiek van het Burgerlijk Wetboek als roerende zaken, omdat zij in bezit kunnen worden genomen en mensen over dieren het wettelijk recht van eigendom kunnen uitoefenen. Deze juridische kwalificatie van dieren als – niet meer dan – zaken, sluit niet aan op het natuurlijk rechtsgevoel van mensen. Dieren zijn immers levende wezens en kunnen niet zomaar gelijk worden gesteld met andere (niet levende) zaken. Daarom is in het Burgerlijk Wetboek (Boek 3, artikel 2a) vanaf 1 januari 2013 bepaald dat dieren geen zaken zijn. Echter, in juridische zin worden zij wel gezien als zaken. Daarom zijn bepalingen over zaken wel op dieren van toepassing. Wie rechtshandelingen verricht aangaande dieren, dieren bezit of in eigendom heeft, is evenwel gehouden zich er rekenschap van te geven dat hij met een dier van doen heeft.
De morele positie die mensen aan dieren geven, hangt grotendeels samen met de grondhouding die mensen hebben jegens dieren. De Nederlandse milieufilosoof Wim Zweers heeft in zijn boek 'Participeren aan de natuur' (1995) zes grondhoudingen ten opzichte van de natuur, inclusief de dieren, geïdentificeerd. Iemand zal niet precies aan één grondhouding voldoen, omdat concreet gedrag doorgaans een mengeling van aan elkaar grenzende grondhoudingen vertoont. Het zijn typeringen.
|
Despoot | De despoot is de absolute heerser die het niet-menselijke aan zich onderwerpt en ermee kan doen wat hij wil. De natuur bestaat alleen voor de mens. Beperkingen van morele aard bestaan niet, want planten, dieren en ecosystemen zijn in moreel opzicht niet relevant. Alles draait om de mens en die kan de natuur met behulp van wetenschap en techniek tot eigen voordeel omvormen. |
Verlicht heerser | De verlicht heerser regeert ook over de natuur, maar dan wel in het besef dat de mens van die natuur afhankelijk is, dat natuurlijke hulpbronnen eindig zijn en dat ecosystemen een beperkte draagkracht hebben. Tegelijk bestaat het besef dat we met onze technologie niet de hele wereld naar onze hand kunnen zetten. Maar waar dat wel mogelijk is, moeten we dat vooral niet laten. De natuur is niet af. De mens kan er iets beters van maken. De mens heeft dan ook het recht met zijn innoverende technologie in te grijpen in natuurlijke processen. Op die manier kan hij de natuur 'verrijken' en beter bruikbaar maken voor zijn eigen doeleinden. De grotere voorzichtigheid in de omgang met de natuur is ingegeven door eigenbelang. |
Rentmeester | De rentmeester mag gebruik maken van de opbrengst van het land dat hij beheert, maar hij mag niet interen op het bezit dat niet van hem is. Een rentmeester is aan de eigenaar verantwoording verschuldigd over het beheer van de natuurlijke hulpbronnen. Dit kan een hogere macht zijn, bijvoorbeeld God voor een goed beheer van diens schepping of in een niet religieuze variant de (toekomstige) mensheid. |
Partner | De partner is van mening dat de natuur net als de mens een eigen intrinsieke waarde heeft. De partner beschouwt de natuur niet langer enkel als een louter materieel gegeven met uitsluitend instrumentele waarde. Mens en natuur zijn partners van elkaar. De 'behoeftes' van de natuur zijn gelijkwaardig aan die van de mens. Het denken en handelen krijgt naast mensgerichte ook natuurgerichte doelstellingen. Daarbij past een natuurbeleid met een maximalisering van natuurwaarden door een minimalisering van menselijk ingrijpen. De mens zorgt voor de natuur door haar zoveel mogelijk met rust te laten en te beschermen. |
Participant | De participant voegt aan de erkenning van de intrinsieke waarde van de natuur de ervaring van verbondenheid en verwevenheid toe. Daarmee wordt de afstand tussen mens en natuur opgeheven, zoals die nog wel bestaat bij de grondhouding van partner. De participant beseft dat de mens deel uitmaakt van het groter geheel van de natuur. De participant legt zichzelf beperkingen op door wetenschap, technologie en moraal niet op verdere onderwerping van de natuur te richten. Deep ecology valt min of meer met deze grondhouding samen. Het niet-menselijk leven heeft hetzelfde recht als de mens om te leven en te floreren. De mens maakt deel uit van de natuur en heeft daarbinnen geen geprivilegieerde positie. |
Natuurmysticus | De natuurmysticus ervaart een directe, religieuze of aan het religieuze verwante ervaring van 'eenheid met de natuur'. Er is sprake van identificatie met de natuur waarbij het subject (het ik of ego) wegvalt. De natuurmysticus ervaart in de ons omgevende werkelijkheid een verschijningsvorm van het ‘goddelijke’, waarmee hij zich wil verenigen. Het is een extreme vorm van het participatiemodel. |
Filosoof en bioloog Matthijs Schouten gaf in 2013 een college over bovenstaande grondhoudingen voor de NTR Academie. Je kunt de aflevering hier terug kijken.
Hoe heeft de morele positie van het dier zich in de loop van de eeuwen ontwikkeld? | Wat zijn dierenrechten? | World Animal Protection (WAP) zet zich in voor de Universele Verklaring voor dierenwelzijn. |